top of page
karoliendemot

De nemers.

Een voorbeeld. 


Als mij iets overkomt, en jij doet niets, dan voelt het alsof jij meedoet met die ander.


Ik hoorde hem al van ver de trein opstappen, jammerend, hij was ‘gewond’ geraakt. Met veel drama kwam hij de trein op: Arme ik, zo aangevallen worden!

Mijn stresslevel ging omhoog. Hij zat tussen twee wagons in de trein, op de trap. Met mijn rug ernaartoe voelde ik me niet veilig. Roepende mannen, half huilend, dramatisch. Het is een ras apart. Ik ken het type. Ze kunnen gevaarlijk zijn. 

ik keek rond me voor hulp. 4 mannen stonden in het gangpad, en ze keken wel eens, maar niemand reageerde. 

Het bleef maar duren, zijn geroep, zijn drama. Er was een jong meisje bij, ik hoorde haar stem. Ze was bang en hing aan de lijn met iemand. Ze probeerde de hele tijd op hem in te praten. Hem te kalmeren. Ja, hij had iets gepakt. Ik hoorde het aan zijn stem. En de onzin dat hij uitkraamde. Arme ikke, dat verhaal. Toen het meisje ophing met haar levenslijn naar het normale (haar mama kon ik uit het verhaal opmaken) begon het. Ik luisterde mee hoe ze verweten werd door hem, hij was luid genoeg om het tot in mijn wagon te laten klinken. Nogmaals keek ik rond me, naar een oudere man, maar die keek eens en reageerde niet. Mijn ogen smeekten hem: doe iets! Maar hij keek gewoon weg. 


Minutenlang, het voelde als uren, hoorde ik hoe de jongen het meisje begon af te kraken. Mentaal afkraken. Een non-stop stroom van verwijten en denigrerende opmerkingen. Deze jongen leefde in een heel zware illusie: dat dit jonge meisje voor hem de duivel in persona was en zij moest ontgelden wat hij in zijn leven had meegemaakt. 


Nogmaals keek ik naar de man en mijn ogen zeiden: doe iets! Weer keek hij weg.


Ik hoorde het meisje proberen op te komen voor zichzelf, en te zeggen dat haar mama haar ging komen halen. Haar half fluisterende stem die zich probeerde te verdedigen. En hij, de nemer, die enkel maar meer geagiteerd raakte en zich meer en meer bedreigd voelde, maakte zich groter. De denigrerende opmerkingen sloegen om in scheldwoorden en bedreigingen. Ik had er genoeg van. Niemand leek iets te doen, dus stond ik op. 


Ik stapte de trap af, keek hem recht in zijn ogen en sprak kalm: ‘Ik wil dat je hier NU mee stopt.’ Een beetje verbouwereerd keek hij me aan. Ik keek naar het meisje en de tranen stroomden nog over haar wangen.  ‘Je bent nu al de hele tijd dit meisje aan het aanvallen en dat is echt een probleem. Als je zo tegen vrouwen doet, heb je een probleem. Dit stopt nu.’ Hij pruttelde tegen: ‘Je weet niet wat er juist gebeurd is, je weet niet wat zij heeft gedaan!’. ‘Er is niets dat zij gedaan kan hebben dat dit gedrag van jou nu goedpraat.’ Hij wist niet waar hij het had. De ander de schuld geven werkte niet. Wat nu?


De ogen van de jonge twintiger werden groot. Een volgende aanval kon natuurlijk niet uitblijven. Nu, de aanval die ik had verwacht, was NIET degene die ik kreeg. Hij begon me namelijk na te doen. Als in het letterlijk herhalen van mijn woorden. En me proberen belachelijk maken om mijn uitspraak. Nu was ik degene die verbouwereerd was! 

‘Wat, ben jij een schooljuf misschien?’ ‘Ik ben van Limburg’ verklaarde ik me, proberend logisch te blijven denken in deze absurde situatie, ‘en ik spreek die woorden zo traag en duidelijk uit zodat je me heel goed kan verstaan: dit heb jij niet te doen’. Hij aapte me weer eens na. 


‘Waw, je bent een kleuter in het lichaam van een twintigjarige’ sneerde ik. 


Tuurlijk was het daarna niet gedaan, ik had hem natuurlijk aangevallen en hij moest en zou zich wraken. Mij goed. 


Een ander jong meisje, dat ondertussen naast me stond om uit te stappen, fluisterde tegen me: ‘dit is echt geen vibe’. 


Toen viel me op dat naast de jongen en het meisje een man stond. Al de hele tijd. Geen oortjes in, hij had het allemaal gehoord, maar deed alsof hij niet doorhad wat er gebeurde. 

De wanhoop overviel me: waarom reageerde hij niet? Waarom stond hij daar maar te staan en hoorde 2 vrouwen verbaal aangevallen worden door een gast van 20 en deed hij niets? 


‘Meneer, zeg jij misschien eens iets,’ vroeg ik hem ‘ want naar vrouwen lijkt hij niet te luisteren, misschien heeft hij meer respect voor u.’


Zijn antwoord was het meest laffe dat ik ooit hoorde: “Ik weet niet over wat het gaat.”


Kop in het zand. Ik ben een struisvogel. Een angstige struisvogel die hier de moeite van de wereld staat te doen om niet te begrijpen waar dit over gaat. 


‘Je hoort toch wat hij doet? 'Je staat er de hele tijd naast.’ Hij wist dat hij betrapt was op zijn niet ingrijpen. Zijn angst was groter dan het onrecht dat hij zag gebeuren. 


Ik sprak het meisje aan: “Heb jij hulp? Kan jij seffes veilig afstappen? “


Ze bedankte me, ‘Ja, dank je wel, mevrouw.’ Ze keek echt dankbaar dat iemand het voor haar opnam. 


En weet je.. ik heb niet de pretentie te denken dat ik geholpen heb. Ik weet dat dat meisje niet ok is, en ik had haar zoveel méér willen zeggen. Dat dat geen liefde is, zo’n gedrag. Dat ze dat niet mag tolereren. Dat ze moet wegstappen bij zo’n gasten. En ik weet ook hoe moeilijk dat is, als je waarschijnlijk niet veel anders kent. 


Ik heb niet de pretentie dat ik de wereld red in zo’n situaties, maar weet je wat ik wel denk: dat ik getoond heb dat er mensen zijn die niet staan toe te kijken als er misbruik optreedt. Dat er wel mensen zijn die durven spreken. Want als iemand jou iets aandoet en ik zeg niets, dan lijkt het alsof ik meedoe. En nog eens luid voor de mannen achteraan in de zaal: Als iemand een ander iets aandoet, en jij zegt niets, dan voelt het alsof jij meedoet. 





24 weergaven
bottom of page